Robert
Franks documentaire over de Stonestoernee door Amerika in 1972 wordt ook wel
‘The greatest movie you never saw’ genoemd. Officieel is de film namelijk nooit
uitgebracht. Na de voor- vertoning deed Mick Jagger de film in de ban.
Ik zag de
film voor het eerst ergens midden jaren ’90. In Londen liep ik over een markt
en stuitte daar op een kraam met muziekvideo’s. Hoewel het duidelijk om
gekopieerde banden van ongetwijfeld dubieuze kwaliteit ging, nam ik het aanbod
toch even door. Toen had ik ineens ‘Cocksucker Blues’ in mijn handen. Daar had
ik weleens van gehoord, maar nooit ook maar een fragment van gezien. In elk
geval besefte ik dat ik zo een kans niet snel weer zou krijgen. Ik twijfelde
geen moment en besloot de band te kopen. De prijs viel me nog mee. Het was iets
meer dan ik gewend was voor een videocassette te betalen. Dat was het me echter
wel waard. Op mijn logeeradres aangekomen, bekeek ik de band samen met een
vriend. Het was inmiddels nacht geworden toen de eerste beelden ons tegemoet
flikkerden. De beeldkwaliteit was nog net aanvaardbaar. We trokken een paar
biertjes open en gingen er eens goed voor zitten.
De Stones
hadden Robert Frank in 1972 ingehuurd om een documentaire over hun toernee door
Amerika te maken. Drie jaar daarvoor had de band voor het laatst in de
Verenigde Staten gespeeld. Deze tour was vastgelegd in de film ‘Gimme Shelter’
van de gebroeders Maysles. Het centrale thema van die film betrof het
rampzalige gratis concert in Altamont, waarbij een toeschouwer werd
doodgestoken door een Hell’s Angel.
Anders dan
bij ‘Gimme Shelter’ is er bij ‘Cocksucker Blues’ geen sprake van een
dramatische opbouw. Frank maakte vooral snapshots. Hij concentreerde zich
daarbij niet op de muziek, maar op de invulling van de overige 22 uren van een
dag. De rauwe realiteit komt hard aan. Er is vooral verveling: hangen in
hotelkamers afgesloten van de buitenwereld. Dat zijn niet bepaald de
ingrediënten voor een opwindende documentaire. Robert Frank heeft zelf
toegegeven dat hij daarom enkele leden van de cast heeft geïnspireerd tot het
neerzetten van de meer spraakmakende scènes. Zo zien we wat crewleden die in
het vliegtuig een aantal groupies van hun kleding ontdoen begeleid door de
percussie van de bandleden. In een andere scène kieperen Keith Richards en
saxofonist Bobby Keys een televisie over het balkon van een hotelkamer.
Er wordt
wel beweerd dat Frank de keerzijde van de enorme roem van de band heeft willen
laten zien. Hadden de Stones dat echter zelf al niet gedaan op ‘Exile on Main
Street’? Uit de teksten van de nummers blijkt toch overduidelijk dat we ons
geen illusies hoeven te maken over het sterrenbestaan.”I only get my rocks off
while I’m sleeping” spreekt wat dat betreft boekdelen. Frank had afgedwongen
dat hij alles mocht filmen. Een dergelijk intiem portret ging de band
uiteindelijk echter te ver. Gezien de problemen die de band destijds omringden,
is dat niet zo vreemd. Het uitbrengen van de film zou waarschijnlijk tot
eindeloze rechtszaken hebben geleid. Er valt zelfs wel wat voor te zeggen dat
het voortbestaan van de band erdoor in gevaar gebracht had kunnen worden,
hoewel het vooral leden van de entourage zijn die te zien zijn tijdens
uitspattingen, niet de band. Robert Frank richt zijn aandacht vooral op het
gedegenereerde gezelschap er omheen.
Tekenend
is een scène in de kleedkamer voor een optreden als Mick en Keith zich opmaken
om wat coke te gaan snuiven. Keith is in de weer met een biljet (“a dollar bill
is the best”). Als hij de camera opmerkt loopt hij gewoon weg. Toch konden ze
niet voorkomen dat te zien is hoe Keith een shot krijgt toegediend van een
meisje of hoe Mick coke snuift van een mes. Of hoe Keith volledig out gaat op
de schoot van een meisje. Richards, die toch niet bekend staat als een grote
vrouwenversierder, verkeert in deze documentaire opvallend vaak in het
gezelschap van meisjes.
Opvallend
is ook de enorme hoeveelheid gewauwel die voorbij komt. Wat dat betreft leken
de jaren zestig nog niet voorbij, alleen was de wiet vervangen door coke en heroïne
en ontbreekt het idealisme dat kenmerkend was voor die tijd. We horen
journalist Terry Southern beweren dat het onmogelijk is om verslaafd aan cocaïne
te raken omdat het zo duur is. Een fan vertelt hoe haar kind haar is afgenomen
omdat ze aan de acid was. “She was born on acid!” roept ze uit. Een dealer rept
over een internationale groep van ‘heroin enthousiasts’, oftewel ‘brothers’ die
het beeld van de heroïneverslaafde een beter aanzien moet geven. Richards’
poging om een schaal met fruit te bestellen bij de roomservice (ondanks al dat
drank- en drugsgeweld dacht Keith toch aan de vitaminen) is hilarisch.
Al met al
bekruipt je toch het gevoel dat je deelgenoot wordt gemaakt van zaken waarvan
je geen getuige hoort te zijn. Het vreugdeloze gebruik van hard drugs en de
verveling maken de film tot een lange zit. De reden waarom de protagonisten dit
allemaal doorstaan vergoedt het een en ander: de muziek! Hoewel die maar
mondjesmaat aan bod komt, doet het smaken naar meer. Met name het Bluesy en
dynamische ‘Midnight Rambler’ en de toegift met Stevie Wonder
(Uptight/Satisfaction) behoren tot het beste van wat er van de Stones op film
is vastgelegd. Voor het overige lijkt Robert Frank zich voornamelijk te
concentreren op de alledaagse futiliteiten. Het leven in een cocon. Hotelkamers
waarvan de gordijnen nooit open gaan, vliegtuigen, kleedkamers, een
geblindeerde bus. Het claustrofobisch gevoel dat overheerst in de overwegend in
zwart- wit gefilmde beelden wordt nog eens versterkt door een blauwachtige
gloed die er overheen ligt. Een van de weinige momenten waarop dit patroon
doorbroken wordt, is als de band besluit per auto naar het volgende optreden te
reizen. Even weg van het circus en tussen de ‘locals’.
‘Cocksucker
Blues’ een meesterwerk noemen zou te ver gaan. Daarvoor kent de film te veel
zwakke momenten. Sommige scènes zijn ronduit amateuristisch. Wel komt Frank op
plekken met zijn camera waar niemand ooit geweest was en daarna ook nooit meer
iemand zou komen en is de film als tijdsdocument interessant. Aan de andere
kant zijn er scènes die onbetaalbaar zijn. De momenten voor de band het podium
opgaat bijvoorbeeld en uiteraard alle muziekfragmenten. En om dat laatste gaat
het uiteindelijk toch.
Overigens
hebben de beelden uit ‘Cocksucker Blues’ wel gediend als bronmateriaal voor
andere documentaires. De film als geheel is echter vooral interessant voor die
hard fans van The Rolling Stones en liefhebbers van het werk van Robert Frank.
Remy Vogel
Geen opmerkingen:
Een reactie posten