zondag 25 mei 2014

The Rolling Stones Cocksucker Blues




 
THE ROLLING STONES COCKSUCKER BLUES

Robert Franks documentaire over de Stonestoernee door Amerika in 1972 wordt ook wel ‘The greatest movie you never saw’ genoemd. Officieel is de film namelijk nooit uitgebracht. Na de voor- vertoning deed Mick Jagger de film in de ban.

Ik zag de film voor het eerst ergens midden jaren ’90. In Londen liep ik over een markt en stuitte daar op een kraam met muziekvideo’s. Hoewel het duidelijk om gekopieerde banden van ongetwijfeld dubieuze kwaliteit ging, nam ik het aanbod toch even door. Toen had ik ineens ‘Cocksucker Blues’ in mijn handen. Daar had ik weleens van gehoord, maar nooit ook maar een fragment van gezien. In elk geval besefte ik dat ik zo een kans niet snel weer zou krijgen. Ik twijfelde geen moment en besloot de band te kopen. De prijs viel me nog mee. Het was iets meer dan ik gewend was voor een videocassette te betalen. Dat was het me echter wel waard. Op mijn logeeradres aangekomen, bekeek ik de band samen met een vriend. Het was inmiddels nacht geworden toen de eerste beelden ons tegemoet flikkerden. De beeldkwaliteit was nog net aanvaardbaar. We trokken een paar biertjes open en gingen er eens goed voor zitten.

De Stones hadden Robert Frank in 1972 ingehuurd om een documentaire over hun toernee door Amerika te maken. Drie jaar daarvoor had de band voor het laatst in de Verenigde Staten gespeeld. Deze tour was vastgelegd in de film ‘Gimme Shelter’ van de gebroeders Maysles. Het centrale thema van die film betrof het rampzalige gratis concert in Altamont, waarbij een toeschouwer werd doodgestoken door een Hell’s Angel.

Anders dan bij ‘Gimme Shelter’ is er bij ‘Cocksucker Blues’ geen sprake van een dramatische opbouw. Frank maakte vooral snapshots. Hij concentreerde zich daarbij niet op de muziek, maar op de invulling van de overige 22 uren van een dag. De rauwe realiteit komt hard aan. Er is vooral verveling: hangen in hotelkamers afgesloten van de buitenwereld. Dat zijn niet bepaald de ingrediënten voor een opwindende documentaire. Robert Frank heeft zelf toegegeven dat hij daarom enkele leden van de cast heeft geïnspireerd tot het neerzetten van de meer spraakmakende scènes. Zo zien we wat crewleden die in het vliegtuig een aantal groupies van hun kleding ontdoen begeleid door de percussie van de bandleden. In een andere scène kieperen Keith Richards en saxofonist Bobby Keys een televisie over het balkon van een hotelkamer.

Er wordt wel beweerd dat Frank de keerzijde van de enorme roem van de band heeft willen laten zien. Hadden de Stones dat echter zelf al niet gedaan op ‘Exile on Main Street’? Uit de teksten van de nummers blijkt toch overduidelijk dat we ons geen illusies hoeven te maken over het sterrenbestaan.”I only get my rocks off while I’m sleeping” spreekt wat dat betreft boekdelen. Frank had afgedwongen dat hij alles mocht filmen. Een dergelijk intiem portret ging de band uiteindelijk echter te ver. Gezien de problemen die de band destijds omringden, is dat niet zo vreemd. Het uitbrengen van de film zou waarschijnlijk tot eindeloze rechtszaken hebben geleid. Er valt zelfs wel wat voor te zeggen dat het voortbestaan van de band erdoor in gevaar gebracht had kunnen worden, hoewel het vooral leden van de entourage zijn die te zien zijn tijdens uitspattingen, niet de band. Robert Frank richt zijn aandacht vooral op het gedegenereerde gezelschap er omheen.

Tekenend is een scène in de kleedkamer voor een optreden als Mick en Keith zich opmaken om wat coke te gaan snuiven. Keith is in de weer met een biljet (“a dollar bill is the best”). Als hij de camera opmerkt loopt hij gewoon weg. Toch konden ze niet voorkomen dat te zien is hoe Keith een shot krijgt toegediend van een meisje of hoe Mick coke snuift van een mes. Of hoe Keith volledig out gaat op de schoot van een meisje. Richards, die toch niet bekend staat als een grote vrouwenversierder, verkeert in deze documentaire opvallend vaak in het gezelschap van meisjes.

Opvallend is ook de enorme hoeveelheid gewauwel die voorbij komt. Wat dat betreft leken de jaren zestig nog niet voorbij, alleen was de wiet vervangen door coke en heroïne en ontbreekt het idealisme dat kenmerkend was voor die tijd. We horen journalist Terry Southern beweren dat het onmogelijk is om verslaafd aan cocaïne te raken omdat het zo duur is. Een fan vertelt hoe haar kind haar is afgenomen omdat ze aan de acid was. “She was born on acid!” roept ze uit. Een dealer rept over een internationale groep van ‘heroin enthousiasts’, oftewel ‘brothers’ die het beeld van de heroïneverslaafde een beter aanzien moet geven. Richards’ poging om een schaal met fruit te bestellen bij de roomservice (ondanks al dat drank- en drugsgeweld dacht Keith toch aan de vitaminen) is hilarisch.

Al met al bekruipt je toch het gevoel dat je deelgenoot wordt gemaakt van zaken waarvan je geen getuige hoort te zijn. Het vreugdeloze gebruik van hard drugs en de verveling maken de film tot een lange zit. De reden waarom de protagonisten dit allemaal doorstaan vergoedt het een en ander: de muziek! Hoewel die maar mondjesmaat aan bod komt, doet het smaken naar meer. Met name het Bluesy en dynamische ‘Midnight Rambler’ en de toegift met Stevie Wonder (Uptight/Satisfaction) behoren tot het beste van wat er van de Stones op film is vastgelegd. Voor het overige lijkt Robert Frank zich voornamelijk te concentreren op de alledaagse futiliteiten. Het leven in een cocon. Hotelkamers waarvan de gordijnen nooit open gaan, vliegtuigen, kleedkamers, een geblindeerde bus. Het claustrofobisch gevoel dat overheerst in de overwegend in zwart- wit gefilmde beelden wordt nog eens versterkt door een blauwachtige gloed die er overheen ligt. Een van de weinige momenten waarop dit patroon doorbroken wordt, is als de band besluit per auto naar het volgende optreden te reizen. Even weg van het circus en tussen de ‘locals’.

‘Cocksucker Blues’ een meesterwerk noemen zou te ver gaan. Daarvoor kent de film te veel zwakke momenten. Sommige scènes zijn ronduit amateuristisch. Wel komt Frank op plekken met zijn camera waar niemand ooit geweest was en daarna ook nooit meer iemand zou komen en is de film als tijdsdocument interessant. Aan de andere kant zijn er scènes die onbetaalbaar zijn. De momenten voor de band het podium opgaat bijvoorbeeld en uiteraard alle muziekfragmenten. En om dat laatste gaat het uiteindelijk toch.

Overigens hebben de beelden uit ‘Cocksucker Blues’ wel gediend als bronmateriaal voor andere documentaires. De film als geheel is echter vooral interessant voor die hard fans van The Rolling Stones en liefhebbers van het werk van Robert Frank.

 

Remy Vogel

Geen opmerkingen:

Een reactie posten